Hoe groot is de instroom, doorstroom en uitstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening op landelijk niveau, en wat zijn de resultaten en uitgaven? Dat was de centrale onderzoeksvraag van het onderzoek naar schuldhulpverlening in Nederland.
Afgelopen maandag stuurde staatssecretaris Klijnsma het onderzoek naar resultaten en kosten van gemeentelijke schuldhulpverlening naar de Kamer. Maar eenduidige antwoorden geeft het rapport niet of nauwelijks.
Geen eenduidige antwoorden
Er is eigenlijk vrijwel niets bekend over de doorstroom, uitstroom en resultaten van de schuldhulpverlening. Er zijn geen standaarden en geen definities waardoor er geen vergelijkingen te maken zijn en er is vrijwel geen zicht op wat er gedaan wordt, door wie en met welk effect. De kosten van schuldhulp zijn niet alleen landelijk niet duidelijk, maar ook veel gemeenten in hun jaarrekening geen cijfers over schuldhulpverlening hebben opgenomen. Oftewel, het is niet te zeggen wat schuldhulpverlening de maatschappij kost en wat het oplevert. Daarnaast zou de woonplaats van iemand niet uit moeten maken of iemand goede schuldhulp krijgt.
Betrouwbare cijfers
Feitelijk is voor twee fases in het traject van schuldhulpverlening een betrouwbaar cijfer gevonden: toeleiding naar de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) en budgetbeheer. Van de 17.000 huishoudens zijn er 11.700 succesvolle toeleidingen. Daarbij stroomt 86 procent van de 36.694 huishoudens in een lopend Wsnp-traject succesvol uit. Verder zijn er 51.400 openstaande budgetbeheerrekeningen.
Lees het volledige artikel op Binnenlandsbestuur.